Vrouw
Sijs
De Sijs heb ik vorig jaar in onze omgeving niet tegengekomen, dit jaar weer gespot in de tuin, ze blijven meestal wel een paar dagen hier rondhangen
In de winter wordt de sijs regelmatig aangetroffen op vetbollen en netjes met pinda’s in de tuin. Sijzen opereren dan veelal in kleine troepjes, en gedragen zich enigszins als mezen: ondersteboven aan de vetbollen hangend. Ze zijn zo groot als een pimpelmees, maar veel duidelijker geelgroen gekleurd, vooral de volwassen mannetjes, die een zwarte kruin hebben. De vlucht is opvallend: gele vleugelstreep en gevorkte zwarte staart, met geel aan de zijden.
Volwassen mannetjes zijn geelgroen met een zwarte kruin en kin, de rug is geelgroen zwartgestreept. De buik heeft in tegenstelling tot de groenling een duidelijk onderbroken gestreept uiterlijk. De streep achter het oog en de stuit zijn geel. De gevorkte staart is zwart met geel aan zijden. De vleugel heeft een gele vleugelstreep.
Man
Het volwassen vrouwtje is veel minder geelgroen en de onderzijde is lichter en meer gestreept, de kop heeft geen zwart.
Voedsel
De sijs zoekt voedsel op de mezenmanier, en hangt dikwijls ondersteboven. Hij slaapt soms ook zo. Hij eet zaden van naaldbomen, elzen, berken en andere bomen, knoppen en insecten.
Leefgebied en broedgedrag
In broedtijd naaldbossen met veel sparren, maar ook in gemengde bossen en parklandschap. In de winter vooral in elzen.
In goede voedseljaren (veel sparrenkegels) broedt de sijs in maart en april; in slechte jaren later, tot in juni.Het nest is gemaakt van fijne takjes, mos en haar zit hoog in naaldhout en is moeilijk te vinden. De broedduur bedraagt 11 – 13 dagen. Het vrouwtje broedt alleen en wordt door het mannetje gevoerd. Beide vogels verzorgen de jongen, die na 13 – 15 dagen het nest verlaten. Twee broedsels per jaar. Het legsel bestaat gewoonlijk uit 4 – 5 eieren. Lichtblauw met zeer veel fijne roodbruine stipjes en streepjes en een enkel donker vlekje. Gemiddeld 16 x 12 mm.