Tijdens een wandeling kwamen een oude bank tegen waar kleine paddenstoelen en boompjes op groeiden.
Een paddenstoel is het vruchtlichaam van een schimmel of zwam. Paddenstoelen vormen maar een klein deel van de schimmel, waarvan het grootste deel zich onder de grond bevindt in de vorm van schimmeldraden (hyfen).
Het vakgebied van de biologie dat zich bezighoudt met paddenstoelen, schimmels en zwammen heet mycologie.
De snelle groeiwijze, de grillige vormen en de kleuren van paddenstoelen werden vanuit een oud bijgeloof toegeschreven aan tovenarij. Zo waren de zwammen ook bekend als duivelskaas, heksenkring, duivelsei, satanszwam en heksenboleet.
Voortplanting van schimmels
De schimmels die vruchtlichamen maken noemt men de “hogere schimmels” of Dikaryomycota. De Dikaryomycota omvatten de ascomyceten (Ascomycotina) en de basidiomyceten (Basidiomycotina).
Schimmels zijn organismen die grotendeels uit schimmeldraden (of hyfen) bestaan, die samen zwamvlok of mycelium genoemd worden. Bij de meeste soorten schimmels bevindt de zwamvlok zich onder de grond. Bij parasitaire plantenschimmels zoals grauwe schimmel of meeldauw zit de zwamvlok tussen de cellen van de plant.
Net als bij planten en dieren zijn er ook vrouwelijke en mannelijke schimmels. Voordat een paddenstoel gevormd wordt, moeten een mannelijke en vrouwelijke zwamvlok elkaar ontmoeten. De aparte zwamvlokken worden “primair” genoemd, wanneer ze elkaar ontmoeten ontstaat een “secundaire” zwamvlok. Elke cel van dit secundair mycelium bevat twee kernen (kopieën van de kernen uit de oorspronkelijke primaire zwamvlokken): een dikaryon.
Wanneer de kernen uit het dikaryon samensmelten ontstaat er een diploïde cel. Bij ascomyceten treden nog verschillende mitotische delingen op, waarna uit een meiotische deling de sporen gevormd worden in asci (sporenzakjes). Bij basidiomyceten treedt de meiotische deling onmiddellijk op, de sporen worden onmiddellijk op de basidiën gevormd.