Brandganzen

TVS_2145-copyDe Brandganzen vlogen richting Huis ter Heide.
De vogel is 58 tot 70 cm lang en heeft een spanwijdte van 120 tot 142 cm, gemiddeld 15 cm korter dan de grauwe gans. De kop is geelachtig wit; achterzijde van de kop, nek en bovenborst zijn zwart. De buik en de onderkant zijn grijswit met een grijze bandering. De vleugels zijn grijsblauw met zwart-witte strepen. De poten en snavel zijn zwart.Het is een sterke vogelsoort die weinig of geen last ondervindt van vriesweer.

Voorkomen
Hun verspreidingsgebied is het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan, van de oostkust van Groenland tot Spitsbergen en het zuiden van Nova Zembla in moerassige gebieden in de nabijheid van de zee, in riviermondingen en op wadden. In de zomer broeden de vogels rond de poolcirkel, waar ze door de extreem lange daglengte bijna 24 uur per dag zicht hebben en zo in staat zijn hun eieren en kuikens te beschermen. Belangrijke predatoren, zoals poolvossen, hebben zo aanzienlijk minder kans om de brandganzen te bedreigen. Het wintergebied bevindt zich vooral aan de kusten van Ierland, de westkust van Schotland en de Noordzeekust van Duitsland en Nederland. Over het algemeen volgen deze dieren de zogenaamde vorstlijn en trekken ze met dit vorstgebied mee. Hiermee weten ze een aantal van hun natuurlijke vijanden te ontlopen.

Voorkomen in de Lage Landen
De aantallen overwinterende brandganzen zijn vanaf de jaren 1970 voortdurend gestegen. Volgens Sovon Vogelonderzoek Nederland steeg alleen al in Nederland het aantal overwinteraars van ongeveer 50.000 individuen in de jaren 1990 tot 300.000 in 2010. Daarnaast komt de vogel ook steeds frequenter voor als broedvogel. Deze vestiging begon in de jaren 1990 met broedgevallen in onder andere het Haringvliet. In 2011 werden alleen al in het Nederlandse rivierengebied 4190 broedparen geteld. Sinds de jaren 1990 zijn daardoor in de weilanden van de Lage Landen het hele jaar door brandganzen aanwezig, in steeds toenemende aantallen.
handtekening.5