Kleine Parelmoervlinder

De kleine Parelmoer vlinder,
 
Gefotografeerd op een vlinderstruik in de tuin.

De kleine parelmoervlinder is een opvallende vlinder door de spiegels op de onderkant van zijn vleugels. De vorm van de 19-23 mm brede vleugels is een beetje hoekig. De bovenkant van de vleugels toont een stippenpatroon.

De snelgroeiende rups wordt tot 3 cm lang. Zijn lijf is zwart met veel kleine lichte plekken. Hierboven komen oranjebruine getakte stekels.De rups van de kleine parelmoervlinder kent alleen viooltjessoorten als waardplant. Het duinviooltje in de duinen en het driekleurig viooltje en het akkerviooltje in het binnenland genieten hierbij de grote voorkeur. Deze viooltjes staan vaak in droge en schrale (duin)graslanden. Daarnaast kan de rups ook worden aangetroffen op langsporig viooltje, maarts viooltje, geel viooltje, zinkviooltje en tweebloemig viooltje.

De voornaamste nectarbronnen voor de vlinder zijn driekleurig viooltje, jacobskruiskruid, kattenstaart, koninginnenkruid, slangenkruid, vlinderstruik en watermunt. De vlinder is hierin echter niet kieskeurig en bezoekt ook zo’n dertigtal andere plantensoorten. Deze voedselplanten staan meestal in nattige, moerasachtige terreinen.

Voor het overleven heeft deze vlinder beide terreinen in de nabijheid van elkaar nodig. Ze heeft eveneens onbegroeid terrein nodig om te zonnen.De eitjes worden door het vrouwtje elk afzonderlijk op de onderzijde van een viooltjesblad afgezet. Het verpoppen gebeurt in een los spinsel vlak bij de grond. De vliegtijd is van april tot in oktober. Er zijn drie generaties per jaar: begin april, in juni en de laatste in september en begin oktober. Deze generaties kunnen samenvallen. De laatst generatie overwintert als rups op de waardplant. De zomergeneratie is vaak iets groter dan de lentegeneratie. Het aantal generaties per jaar kan ook twee of vier zijn.

Bron Wikipedia,  foto Tonnie Verheijden