Rode Eekhoorn

De rode Eekhoorn

De eekhoorn is 20 tot 28 centimeter lang en 250 tot 350 gram zwaar. De borstelige pluimstaart is 15 tot 20 centimeter lang. Het is een omnivoor, die tot de knaagdieren behoort.

Anders dan de naam doet vermoeden, kan de vachtkleur variëren van zwart tot gelig, met allerlei tinten rood en bruin daartussen. Melanisme komt voor, maar de mate waarin individuen melanistisch zijn verschilt per regio. Gewoonlijk zijn de dieren roodbruin met een witte buikzijde, ’s winters meer grijzig donkerbruin. De kleur wordt ook grijsachtiger naarmate de eekhoorn ouder wordt. De oorpluimen vallen vooral in de winter op. Een eekhoorn kan de haren op de pluimstaart opzetten.

Met zijn lange, gekromde klauwen kan hij makkelijk in bomen klimmen en van tak naar tak springen. Tijdens een sprong spreidt hij zijn ledematen, waarbij de losse huid op de flanken het dier helpt in de lucht te blijven. De pluimstaart dient als roer, waarmee hij zijn sprong kan sturen. Ook kan hij goed zwemmen. De lange staart, de elegante wijze van voortbewegen en de pluimpjes op de oren geven hem een hoge aaibaarheidsfactor.

De eekhoorn voedt zich met plantaardig materiaal als noten en zaden van sparren en pijnbomen. Verder eet hij knoppen, paddenstoelen, stukken boomschors, en soms dierlijk materiaal, als insecten, eieren en zelfs jonge vogels. Ook eet hij aarde om mineralen binnen te krijgen. De eekhoorn eet dagelijks vijf procent van zijn lichaamsgewicht aan voedsel. Net als veel andere knaagdieren leggen eekhoorns wintervoorraden aan.

De eekhoorn is een dagdier, dat zich meestal vlak na zonsopgang al laat zien. Hij is voornamelijk na zonsopgang en vlak voor zonsondergang actief. ’s Winters laat hij zich alleen ’s ochtends zien. De eekhoorn houdt geen winterslaap, maar wel een winterrust: bij gure dagen houdt hij zich in zijn nest verborgen en op betere dagen bezoekt hij ’s ochtends zijn wintervoorraad die hij op diverse plaatsen aangelegd heeft.

Bron Wikipedia Foto Tonnie Verheijden

 

Luipaard-Panter

De Luipaard-Panter

De luipaard is een grote, gespierde katachtige met korte, krachtige poten en een lange staart. De kop is breed en een beetje rond van vorm met kleine, ronde oren. De snuit is middelgroot, met krachtige kaken en lange snorharen. De vacht van een luipaard is bedekt met veel zwarte vlekken. Op het lichaam en de bovenste helft van de poten zijn deze vaak gegroepeerd met bruine vlekken in rozetten. Ook zijn er geheel zwarte, niet gegroepeerde vlekken, voornamelijk op de buik, kop en de onderpoten, maar ook op het lichaam. Ook de staart is gevlekt, van het begin tot het midden, maar aan het einde meer geringd. De grondkleur van de meeste dieren is zandgeel of lichtbruin, maar de kleur kan zeer variëren, van bijna wit tot geheel zwart bij de zwarte panters, die vooral in Indonesië en in de Afrikaanse hooglanden leven. De buik, keel en kin zijn wittig. De kleur en vachtlengte hangen af van de plaats waar ze leven, maar toch kunnen zwarte en gele luipaardjongen van dezelfde moeder zijn. De vachttekening biedt het dier camouflage, zodat het gemakkelijk onopgemerkt kan blijven. De oren zijn zwart aan de achterzijde met een opvallende, witte tekening in het midden.

Mannelijke luipaarden kunnen een kop-romplengte van 130 tot 190 centimeter lang bereiken. De staart is nog 60 tot 110 centimeter lang. Luipaarden worden 28 kilo tot 90 kilogram zwaar (gemiddeld 60 kilogram). De schouderhoogte van een luipaard is ongeveer 50 cm tot 60 cm. Vrouwtjes zijn kleiner dan mannetjes. Vrouwtjes hebben een kop-romplengte van 104 tot 140 centimeter en een lichaamsgewicht van 28 tot 60 kilogram (gemiddeld 50 kilogram). Een luipaard kan een snelheid tot 58 km/h bereiken.

De ogen van katachtigen werken goed overdag, maar ook indien er weinig licht aanwezig is. Hierdoor kunnen ze ook ’s nachts jagen. De pupillen zijn ellipsvormig.

Het reukvermogen van een luipaard is heel goed, zelfs beter dan bij de tijger.

Het gehoor is heel sterk: een luipaard kan heel hoge frequenties (tot 100 kHz) horen, ook als ze heel zacht zijn. De snorharenvan een luipaard spelen ook een belangrijke rol. Ze veranderen van stand, afhankelijk van dingen die hij doet. Als hij loopt, staan ze zijdelings uitgespreid, bij het snuffelen staan ze langs de kop naar achteren en bij het aanvallen van een prooi staan ze naar voren gericht, waardoor hij op de goede plek kan toebijten.

Bron Wikipedia Foto Tonnie Verheijden

 

Vakantie in Maarn

Vakantie in Maarn – tussen heide en bossen

De reis

Eindelijk was het zover: mijn vakantie naar Maarn, samen met mijn vriendin en hondje Maxi. Voor het eerst zou ik met de rolstoelbus reizen, zodat ik mijn scootmobiel mee kon nemen. Best een spannend moment.

De bus arriveerde keurig op tijd en de chauffeuse reed de scootmobiel op de lift. Maar toen ze hem de bus in wilde rijden, ging het even mis: in plaats van vooruit schakelde ze naar achteruit en tot onze schrik viel de scootmobiel naar beneden. Een angstig moment! Gelukkig bleef hij met de voorbeugel een beetje aan de lift hangen. Ik stelde voor om de lift rustig te laten zakken en zo kwam de scootmobiel weer netjes op zijn wielen terecht. Opluchting alom – en gelukkig werkte alles nog.

De rest van de reis verliep vlekkeloos, de wegen waren rustig en bij aankomst stond mijn dochter al op me te wachten. Even later kwam ook mijn vriendin met de auto, volgeladen met spullen voor ons weekje vakantie. Toen mijn dochter en schoonzoon weer naar huis gingen, konden wij onze intrek nemen in hun vakantiewoning.

De natuur

Wat een fijne week werd het! De omgeving van Maarn is prachtig. De heide stond volop in bloei – een paars tapijt dat zich uitstrekte tot aan de horizon. Samen trokken we eropuit: mijn vriendin te voet en ik met de scootmobiel of met mijn Nordic Walking-stokken. Met wat pauzes tussendoor lukte het goed en konden we echt genieten van de rust en de frisse boslucht.

’s Avonds zaten we heerlijk buiten op het terras, vaak tot in de late uurtjes, terwijl de vogels hun avondlied zongen.

Het dorp Maarn

Ook het dorp bracht gezelligheid. Samen boodschappen doen, hier en daar een terrasje pakken, genieten van een drankje, een hapje eten en natuurlijk trakteren op heerlijk Italiaans ijs. Kleine momenten die zo waardevol zijn.

Mooie herinneringen

Het werd een week vol prachtige herinneringen: natuur, ontspanning, gezelligheid en vooral het fijne gevoel van vrijheid om weer samen op pad te kunnen. Voor herhaling vatbaar!

Kleine Parelmoervlinder

De kleine Parelmoer vlinder,
 
Gefotografeerd op een vlinderstruik in de tuin.

De kleine parelmoervlinder is een opvallende vlinder door de spiegels op de onderkant van zijn vleugels. De vorm van de 19-23 mm brede vleugels is een beetje hoekig. De bovenkant van de vleugels toont een stippenpatroon.

De snelgroeiende rups wordt tot 3 cm lang. Zijn lijf is zwart met veel kleine lichte plekken. Hierboven komen oranjebruine getakte stekels.De rups van de kleine parelmoervlinder kent alleen viooltjessoorten als waardplant. Het duinviooltje in de duinen en het driekleurig viooltje en het akkerviooltje in het binnenland genieten hierbij de grote voorkeur. Deze viooltjes staan vaak in droge en schrale (duin)graslanden. Daarnaast kan de rups ook worden aangetroffen op langsporig viooltje, maarts viooltje, geel viooltje, zinkviooltje en tweebloemig viooltje.

De voornaamste nectarbronnen voor de vlinder zijn driekleurig viooltje, jacobskruiskruid, kattenstaart, koninginnenkruid, slangenkruid, vlinderstruik en watermunt. De vlinder is hierin echter niet kieskeurig en bezoekt ook zo’n dertigtal andere plantensoorten. Deze voedselplanten staan meestal in nattige, moerasachtige terreinen.

Voor het overleven heeft deze vlinder beide terreinen in de nabijheid van elkaar nodig. Ze heeft eveneens onbegroeid terrein nodig om te zonnen.De eitjes worden door het vrouwtje elk afzonderlijk op de onderzijde van een viooltjesblad afgezet. Het verpoppen gebeurt in een los spinsel vlak bij de grond. De vliegtijd is van april tot in oktober. Er zijn drie generaties per jaar: begin april, in juni en de laatste in september en begin oktober. Deze generaties kunnen samenvallen. De laatst generatie overwintert als rups op de waardplant. De zomergeneratie is vaak iets groter dan de lentegeneratie. Het aantal generaties per jaar kan ook twee of vier zijn.

Bron Wikipedia,  foto Tonnie Verheijden

Landkaartje

Landkaartje

Het Landkaartje Fladdert weer in de Gaas rond.

Van half april-eind juni en begin juli-half september in twee generaties. De vlinders zoeken vooral ’s morgens en laat in de middag naar nectar. De mannetjes verdedigen een territorium of maken patrouillevluchten langs een bosrand; in de middag scholen de mannetjes vaak samen bij een opvallende struik.

Voorvleugellengte: voorjaarsgeneratie 16-18 mm, zomergeneratie 17-21 mm. Vlinders van de voorjaarsgeneratie en de zomergeneratie verschillen sterk van elkaar, maar de onderkant van de vleugels vertoont altijd een karakteristiek landkaartpatroon. Bij vlinders van de voorjaarsgeneratie is de bovenkant van de vleugels oranjebruin met een zwart vlekkenpatroon, waardoor de vlinder enigszins doet denken aan een parelmoervlinder. De vlinders van de zomergeneratie hebben zwarte bovenvleugels met langs de achterrand een oranjerode gevlekte band en over het midden van de vleugel een witte band.

Bron www.vlinderstichting.nl  Foto Tonnie Verheijden

Sijsjes en een groene Vink

De Sijsjes en een groene vink in de Gaas.

In de winter wordt de sijs regelmatig aangetroffen op vetbollen en netjes met pinda’s in de tuin. Sijzen opereren dan veelal in kleine troepjes, en gedragen zich enigszins als mezen: ondersteboven aan de vetbollen hangend. Ze zijn zo groot als een pimpelmees, maar veel duidelijker geelgroen gekleurd, vooral de volwassen mannetjes, die een zwarte kruin hebben. De vlucht is opvallend: gele vleugelstreep en gevorkte zwarte staart, met geel aan de zijden.

Volwassen mannetjes zijn geelgroen met een zwarte kruin en kin, de rug is geelgroen zwartgestreept. De buik heeft in tegenstelling tot de groenling een duidelijk onderbroken gestreept uiterlijk. De streep achter het oog en de stuit zijn geel. De gevorkte staart is zwart met geel aan zijden. De vleugel heeft een gele vleugelstreep.Het volwassen vrouwtje is veel minder geelgroen en de onderzijde is lichter en meer gestreept, de kop heeft geen zwart.

De sijs zoekt voedsel op de mezenmanier, en hangt dikwijls ondersteboven. Hij slaapt soms ook zo. Hij eet zaden van naaldbomen, elzen, berken en andere bomen, knoppen en insecten.

In broedtijd naaldbossen met veel sparren, maar ook in gemengde bossen en parklandschap. In de winter vooral in elzen.

Bron Wikipedia,  Foto Tonnie Verheijden

Sneeuwwitte kaaszwam

Tegengekomen bij huis te Heide.

Sneeuwwitte kaaszwamDe sneeuwwitte kaaszwam (Tyromyces chioneus) is een schimmel uit de familie Incrustoporiaceae. Hij leeft saprotroof op takken en stammen van loofbomen. Hij is bekend van berk (Betula), eik (Quercus), Fagus, populier (Populus). Hij komt het meest voor in loofbossen en gemengde bossen op zandgrond. Hij veroorzaakt witrot.

De vruchtlichamen zijn halfrond of bijna cirkelvormig, afmeting 2-8 × 3-10 cm, dikte 1-3,5 cm. Het bovenoppervlak is aanvankelijk wit voordat het veroudert tot geelachtig of grijsachtig, en heeft een textuur die varieert van glad tot tomentose. De onderkant heeft witte tot crèmekleurige, ronde tot hoekige poriën van 3–4 per millimeter. Het vlees is zacht en vlezig als het jong is, maar wordt hard en broos als het ouder wordt of als het droog is. Het heeft een milde of onduidelijke smaak en een aangename geur.

De soort is oneetbaar. De sporenprint is wit.

Bron Wikipedia Foto Tonnie Verheijden

 

Natuurwerkdag in de Gaas zaterdag 2 nov 2024

Jaarlijkse Natuurwerkdag in de Gaas.

Op zaterdag 2 november vindt de landelijke natuurwerkdag plaats. Op allerlei plekken in het land kun je je die dag inzetten voor het behoud van de natuur, ook in Stadsbos013. Onder leiding van expeditieleider Rob Vereijken en bosbeheerder Weijtmans steken we onze handen uit de mouwen in heidegebied De Gaas. Om ervoor te zorgen dat de heide open blijft, is het daar nodig om jonge boompjes te zagen en te verwerken tot takkenrillen. Door het gebied open en gevarieerd te houden, kunnen bijzondere dieren en planten op de Gaas leven. Denk maar aan de levendbarende hagedis, allerlei wilde bijen en wespen, en natuurlijk doet de hei het ook steeds beter. De stekelbrem en de kruipbrem steken ook steeds vaker hun gele kopjes boven de hei uit.

Alle hulp is welkom! Lijkt het je leuk om mee te helpen? Meld je dan van tevoren aan via de website van natuurwerkdag. Koffie/thee en lunch wordt verzorgd, Er is ook sanitaire voorzieningen aanwezig

Wanneer: zaterdag 2 november, 10.00 – 16.00 uur

Waar: Heidegebied De Gaas. Verzamelen bij de bushalte ten westen van de bussluis op de grens van de Witbrantlaan-West en Witbrandlaan-Oost in Tilburg.

Meer informatie en aanmelden: Website Natuurwerkdag

 

Witte Waterlelie’s

Voor de tweede keer bloeien de witte waterlelie weer in de vijver het Reeshofpark

De witte waterlelie (Nymphaea alba) is een algemeen voorkomende waterplant met drijvende bladeren. De witte waterlelie groeit in stilstaand en zwak stromend water met een diepte van maximaal 1,5 m. Tegen watervervuiling is de plant redelijk goed bestand.

De bladeren zijn min of meer rond en drijven op het wateroppervlak. Ze hebben een hartvormige voet. De bladsteel is rond en heeft grote luchtkanalen die lucht naar de wortelstok geleiden.

Witte waterlelies hebben geurige, witte bloemen met een doorsnede van 10-20 cm die op het wateroppervlak drijven. De alleenstaande bloemen staan alleen op cilindrische bloemstelen. Er zijn twintig tot vijfentwintig puntige kroonbladeren en vier kelkbladeren. De zittende stempels vormen een oranjegele knop met acht tot vierentwintig stempelstralen.

De vrucht, die onder water rijpt, heeft meestal de vorm van een fles, maar is soms bolvormig. De zaden worden door het water verspreid.

De plant houdt van zon en bloeit meestal in de maanden juni tot augustus.

Bron Wikipedia – Foto Tonnie Verheijden

Zwart Meesje

De zwarte mees is weer aanwezig in de Gaas.

De zwarte mees (Periparus ater; synoniem: Parus ater) is een zangvogel uit de familie van echte mezen (Paridae).
Ze worden ongeveer elf centimeter groot, ongeveer even groot als de pimpelmees. De kop is relatief groot, er is geen zwarte buikstreep aanwezig zoals bij de koolmees. De zwarte mees heeft twee witte vleugelstrepen, een zwarte kruin, witte wangvlekken en een witte vlek in de nek. Mannetje en vrouwtje zijn gelijk.
Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit spinnetjes en insecten, in de winter zaden van sparren, de mees foerageert ook wel in loofbomen. Nestelt in boomholen, rotsspleten, of nestkasten, maar ook in gaten in de grond.
De zwarte mees komt in het overgrote deel van Europa het hele jaar voor, waaronder in Nederland en België. Zwarte mezen komen veel voor in naaldbossen en minder vaak in tuinen dan de kool- en pimpelmees.

Bron Wikipedia, Foto Tonnie Verheijden

Witkop Staartmees

De staartmees (Aegithalos caudatus) is een zangvogel uit de familie van de staartmezen (Aegithalidae). Hij behoort niet tot de familie van de echte mezen(Paridae); staartmezen vormen een eigen familie.

Een volwassen staartmees heeft een totale lengte van 13 tot 16 centimeter, inclusief de lange, smalle staart van 6 tot 10 centimeter. De vleugelspanwijdte is 16 tot 19 centimeter,[2] wat relatief klein is voor een zangvogel. Hij heeft een rond lichaam, een korte, stompe snavel en lange, slanke poten. De donkere ogen zijn bij sommige vogels omrand met een felgekleurde oogring.

De staartmees dankt zijn pluizig uiterlijk aan zijn veren die hij meestal opgezet heeft. Het verenkleed aan de bovenzijde is zwart en wit en aan de onderzijde wit. Veel ondersoorten hebben bovendien roze en/of grijze tinten over het hele verenkleed. Over de gehele lengte van de staart loopt een witte streep. Er bestaan veel geografische variaties in het kleurpatroon en sommige ondersoorten als A. c. caudatus en A. c. japonicus hebben een geheel witte kop, terwijl andere soorten een grijze tekening op de kop hebben. In gebieden als Noord-Europa krijgen koppels van verschillende ondersoorten regelmatig gemengd gekleurde nakomelingen.

Het kleed van geslachten is gelijk. Jonge vogels ondergaan voor hun eerste winter een complete rui die leidt tot het volwassen verenpak.

Bron Wikipedia Foto Tonnie Verheijden

 

Koninginnepage

Heel bijzonder wanneer een Koninginnenpage vlinder op bezoek komt.
Een vrij schaarse standvlinder die vooral in de zuidelijke helft van het land wordt waargenomen. De laatste jaren komen er ook steeds meer meldingen uit de rest van Nederland, tot aan de Waddeneilanden toe. Het aantal exemplaren per jaar wisselt.
Diverse biotopen, waaronder ruderale terreinen en kruidenrijke graslanden.

Vooral peen (ook de gecultiveerde vorm); daarnaast ook andere schermbloemigen, zoals bevernel, engelwortel, pastinaak en venkel.

Eind april-half juni en begin juli-half september in twee generaties. In warme jaren vliegt er mogelijk een partiële derde generatie in oktober. De koninginnenpage wordt vaak bij heuveltoppen gezien waar mannetjes en vrouwtjes elkaar ontmoeten; dit gedrag wordt ‘hill-topping’ genoemd.

Rups: half mei-half juni en half augustus-eind september. Bij gevaar wordt een rood vorkvormig orgaan uitgestulpt waarmee de rups een doordringende stank verspreidt. De soort overwintert als pop in de kruidlaag.

Bron: vlindernet.nl  Foto  Tonnie Verheijden

 

 

Bruinblauwtje

 

Bruinblauwtje.

Gefotografeerd op de heide in de Gaas.

Het bruin blauwtje (Aricia agestis,  door sommige auteurs in het geslacht Plebejus geplaatst) is een vlinder uit de familie van de kleine pages, vuurvlinders en blauwtjes (Lycaenidae).

Er is gemakkelijk verwarring mogelijk met het vrouwtje van het icarusblauwtje, dat ook bruine vleugels heeft. Het bruin blauwtje heeft op de onderzijde van de voorvleugel echter geen vlekje aan de basis van de vleugel, het icarusblauwtje wel. Ook ligt de bovenste van de twee vlekjes aan de voorrand van de achtervleugel bij het bruin blauwtje dicht tegen de bovenste rij van vlekjes, terwijl die bij het icarusblauwtje een stuk lager ligt.

Het bruin blauwtje komt algemeen voor in Centraal- en Zuid-Europa, op warme graslanden, heiden en duinen. Als zwerver en dwaalgast kan de vlinder worden aangetroffen in Nederland en België. In het kustgebied komt de vlinder als standvlinder voor.

Het bruin blauwtje profiteert van de opwarming van de aarde en doet dit niet onopgemerkt. In 2012 vloog de soort in het Verenigd Koninkrijk 79 kilometer noordelijker dan 20 jaar daarvoor. Maar niet alleen in de UK gaat het haar voor de wind, ook in de rest van Europa doet ze het zeer goed.

De vliegtijd is van mei tot en met oktober.

Bron wikipedia Foto Tonnie Verheijden